Openbaring 13 vanaf vers 9 : "Laat wie oren heeft luisteren!"
En vers 10: "Wie in gevangenschap moet komen, zal in gevangenschap komen; wie
door het zwaard moet vallen, zal door het zwaard vallen.
In deze situatie blijft de standvastigheid en het geloof van de heiligen overeind."

Over deze verzen schreef Johannes de Heer: "Op deze plaats voegt Johannes een oproep tot de
gelovigen in, die hij inleidt met de woorden, die Jezus vaak gebruikte: 'indien iemand een oor heeft,
die hore'( vergelijk bijvoorbeeld Marcus 4:9).
In de oproep die nu komt in vers 10, is er een niet onbelangrijk verschil in de Griekse tekst in de oude
handschriften.
Het Griekse Nieuwe Testament van Nestle volgt hier de lezing van de Sinaïticus en de Codex Efraemi
,die luidt: die met het zwaard doodt, zal zelf gedood worden.
Daartegenover luidt de Alexandrinus: die met het zwaard gedood zal worden, laat hij met het zwaard
gedood worden.
Dat is parallel met het eerste gedeelte van vers 10, dat vertaald moet worden:
Wie in de gevangenschap moet gaan, laat hij in de gevangenschap gaan.
Alles overlegd hebbende, kiezen we voor de lezing van de Alexandrinus en wel om drie redenen:
1. De Alexandrinus mag over het algemeen als een zeer goed handschrift- ook van het boek
Openbaring- beschouwd worden.
2. In de lezing van de Alexandrinus zijn de eerste en tweede zin in vers 10 in vorm en inhoud parallel.
Twee parallelle zinnen vormen een stijlvorm, die veelvuldig in het Oude Testament voorkomt.
Johannes, die zo vaak aanhaalt uit het Oude Testament, kon gemakkelijk die stijlvorm gebruiken.
3. Tenslotte laat de lezing van de Alexandrinus een letterlijke aanhaling zien ( hoewel enigszins
verkort) van Jeremia 15:2 en Jeremia 43:11.
De bedoeling van deze eerste twee zinnen van vers 10 is, dat de christenen het lijden van de
vervolgingstijd bereidwillig moeten aanvaarden, omdat het door God vastgesteld is.
Johannes verwacht, dat de vervolging van de kerk door de Romeinse keizer, geweldig zal toenemen (
zie Openbaring 13: 15-17 en 17:6).
Daarom roept hij de christenen al vooraf op, om het zware lot van gevangen genomen te worden en
met het zwaard gedood te worden te aanvaarden, omdat God dat lot aan hen oplegt.
Hierbij past goed het slot van vers 10: ' hier is ( dat wil zeggen: hier moet blijken) de standvastigheid en
het vertrouwen der heiligen.'
Ook aan de lezing van de Sinaïticus: 'wie met het zwaard doodt, zal met het zwaard gedood worden',
kan een goede betekenis gegeven worden, zelfs twee:
1. dat de mensen, die christenen doden, zelf Gods rechtvaardige straf zullen ondergaan;
2. dat de christenen, wanneer ze het zwaard zouden opnemen om hun leven te verdedigen, toch
zouden omkomen door het zwaard van de Romeinen.

Dr.L.D. Terlaak Poot: " Weer klinkt, als een trompetstoot, het dringend appèl: 'Indien iemand een oor
heeft, hij hore!"
De christenen in Asia leefden in groeiende spanning.
Zij wisten:
"Eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de
zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van
verering heet… want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking
( 2 Tess. 2
vers 3 en verder).
De vervolging is op handen.
De christenen zullen gevangenschap, ballingschap of dood ondergaan.
Nu zal moeten blijken de volharding en het geloof der heiligen.
De oproep is kort en bondig, als de laatste dagorder voor een veldslag: "Indien iemand in
gevangenschap… dan gaat hij in gevangenschap'( 10a); 'indien iemand met het zwaard zal doden, dan
moet hij zelf met het zwaard gedood worden ( 10b).
Er is hier een moeilijkheid.
In vers 10a ontbreekt in de grondtaal het werkwoord.
Men moet het invullen naar de zin van 10b. ( * Dat heb ik, G.Q., dus bewust niet gedaan).

Vers 11:
" En ik zag een ander beest, dat opkwam uit de aarde. Het had twee horens,
die leken op de horens van een lam en het sprak als een draak."

Prof. W. Ouweneel: Het tweede beest komt niet uit de zee, maar uit de aarde ( vers 11).
Het heeft dus zijn oorsprong niet in de woelige zee, maar in een wereld van orde en stabiliteit.
We zullen dan ook zien, dat het hier gaat om de heerser van Israël , terwijl het bij het eerste beest om
de heidense ( westerse) volkerenwereld ging.
Dit tweede beest is dus een Jood, terwijl de leider van het Romeinse rijk een heiden is.
Het beest uit de aarde is de valse koning van Israël, de valse messias.
Het eerste beest bezit meer macht en wordt dan ook aangeduid als 'het' beest ( vers 14-18).
De politieke macht van het tweede beest is slechts beperkt; het is de leider van Palestina.
Maar op godsdienstig vlak zal hij de valse profeet genoemd worden ( 16:13; 19:20; 20:10) en zal hij een
aanzienlijke invloed uitoefenen over de hele aarde.
Hij zal rechtstreeks in verbinding staan met het eerste beest.
Hij is de antichrist, die als afvallige Jood de Messias loochent, maar die ook het fundament van het
christendom loochent, namelijk de Vader en de Zoon ( 1 Joh. 2:22; 4:3; 2 Joh. Vers 7).
Hij zal tegelijkertijd geestelijk leider van het judaïsme 'en van de afvallige christenheid zijn en zal een
nieuwe godsdienst onder hen invoeren: de verafgoding van het eerste beest.
Hij zal hen tot de aanbidding van dit beest aanzetten om een einde te maken aan alle aanbidding van
God."

Dr.J.H. Bavinck: 'In eentonige regelmaat gaat Johannes voort ons het ene tafereel na het andere te
ontvouwen.
"En ik zag een ander beest opkomen uit de aarde en het had twee horens, als die van
het Lam en het sprak als de draak ( vers 11)."
Een nieuwe gestalte doemt dus voor de verbaasde ogen van de ziener op.
Dat dit beest uit de aarde oprijst zal wel daarmede samenhangen, dat de levenbrengende aarde bij al
de volkeren der oudheid steeds gevoeld is als de draagster van het geheim.
Vanuit de aarde groeit alles op, de aarde is het die ons allen draagt en onderhoudt.
Uit de aarde komen wij voort en naar de aarde keren wij terug.
De aarde is de schatbewaarster van het geheim des levens.
Deze profeet vindt in die aarde zijn oorsprong.
Daarmee is tegelijkertijd aangegeven zijn onhemelse origine, hij komt niet in de naam van God, maar
hij komt op uit de natuur zelf, uit het aardse gebeuren.
Er is in zijn gehele verschijning iets tweeslachtigs.
Zijn hoornen zijn kennelijk lamshorens, klein, schijnbaar ongevaarlijk, weinig omhoog stekend.
Maar zijn stem is als de stem van de draak, zijn taal is demonisch maar dan zo, dat het niet aanstonds
opvalt.
Er is iets boeiends, iets fascinerends in hem.
Soms waant men een ogenblik dat hij het Lam zelf is, maar wanneer men toeluistert naar wat hij zegt,
herkent men zijn lastgever.
De gehele tekening wijst erop, dat wij hier niet te doen hebben met een vorst, maar met een profeet,
een raadgever en tegelijk propaganda-minister.
Het thema van de verhouding van koning en profeet is een geliefkoosd thema in de Bijbel, met name in
het OudeTestament.
De profeet is altijd in de nabijheid van het paleis, hij dringt er telkens binnen, hij roept koningen tot de
wet Gods terug en zegt hun onverbloemd hun oordeel aan.
Soms zijn er valse profeten, die de koningen in het gevlei komen en hun prachtige voorspellingen
doen, maar als regel leren we in het Oude Testament de profeten kennen als onverschrokken getuigen
van de waarheid Gods.
Deze profeet verkeert ook aan het hof.
Hij is blijkbaar de grote, vertrouwde vriend van de dictator en naar buiten toe doet hij alles om de naam
van de dictator groot te maken.
Op zijn aansporing wordt het beest aanbeden, dat beest namelijk dat even gesidderd had onder de
dodelijke wond, die hem was aangebracht, maar daarna zich hersteld had.
De profeet weet zijn redevoeringen met sensationele staaltjes van wondermacht te illustreren.
Hij laat bijvoorbeeld voor een enthousiast publiek vuur uit de hemel dalen.
Dat wonder is een volkomen zinloos en doelloos wonder, louter en alleen een demonstratie van
vermogen.
Jezus en de profeten van het Oude Testament zijn voor dergelijke demonstraties steeds uit de weg
gegaan, omdat zij het wonder niet wilden gebruiken als machtsmiddel tot eigen verheerlijking.
Jezus doet alleen wonderen wanneer er nood is, wanneer om Zijn hulp gevraagd wordt, maar Hij
weigert met nadruk van de tinne des tempels te springen, alleen om Zijn grootheid te laten
bewonderen.
Deze profeet deinst daar niet voor terug, hij doet met wellust juist van dergelijke sensationele staaltjes.
Of hij het doet met behulp van een of ander handig geconstrueerde machinerie, dan wel of hij werkelijk
over bovennatuurlijke vermogens beschikt, wordt hier in het midden gelaten.
Feit is, dat de samengestroomde mensenmassa zich eraan vergaapt en niet moe wordt van applaus.
Er worden nog meer opmerkelijke dingen op rekening van deze profeet geschoven.
Hij laat een beeld maken van de dictator, en zodra dat beeld gemaakt is, weet hij het een 'geest' te
schenken, zodat tot ontzetting van alle omstanders het beeld begint te spreken en te maken dat allen,
die het beest niet aanbaden, gedood zouden worden.
Een ogenblik komen we in de verleiding ook hier aan een truc te denken.
Het zou niet de eerste keer in de wereldgeschiedenis zijn, dat in een beeld handig een mens wordt
weggestopt, die dan op een gegeven ogenblik geluiden gaat geven.
Onze moderne technische cultuur biedt hier trouwens een onafzienbare reeks mogelijkheden, het
construeren van een soort robot die spreken kan, is een klein kunstje geworden.
Maar de woorden die Johannes gebruikt, zijn te ernstig dan dat hier aan een misleidende handigheid
gedacht kan worden.
Met een zekere plechtige ernst zegt hij, dat aan het beest 'gegeven' werd de kracht, om aan het beeld
een 'geest' te schenken.
Blijkbaar moet hier toch wel gedacht worden aan iets abnormaals, aan iets bovennatuurlijks.
Dat plaatst dit wonder op eenmaal in de sfeer van het geheimzinnige, hier treedt de satan apert op als
de grote nabootser Gods.
Datgene wat dat levend gemaakte beeld zegt, is een fanatieke oproep om allen, die de dictator niet
eerbiedig huldigen, ter dood te brengen.
En de massa, de gedweeë, geterroriseerde, met allerlei propagandaleuzen vergiftigde en nu tot extase
opgezwiepte massa, gehoorzaamt.
Er worden middelen beraamd om uit te vinden wie het zijn, die zich dat doodvonnis waardig gemaakt
hebben.
Tenslotte komt het plan uit de bus, dat de betrouwbare volgelingen van de profeet en dus de eerbiedige
verheerlijkers van de dictator, een teken ontvangen zullen op hun rechterhand of op hun voorhoofd.
Moeten de handarbeiders het teken op hun rechterhand dragen en de 'intellectuelen' op hun
voorhoofd?
En wordt op die manier aangeduid dat elk mens van nu af aan al zijn werkkracht, zijn gehele
levensroeping moet aanwenden en vervullen tot verheerlijking van het beest?
Zoiets moet ongetwijfeld de zin zijn van dit gebruik.
Krachtige strafbepalingen worden voorts uitgevaardigd, om ervoor te waken, dat niemand mag kopen
of verkopen, dan alleen zij, die het befaamde teken dragen.
Dit is een prachtige test om uit te vorsen wie llegaal zijn, wie het beest niet aanbidden en de valse
profeet niet erkennen.
Die illegalen worden ronduit geboycot, ze kunnen in geen enkele winkel meer terecht, ze moeten maar
zien hoe ze aan eten komen.
En nergens zal zich een onderduik-adres voor hen openen, want een ieder die hen herbergt neemt zelf
de grootste risio's op zich.
En met deze bepaling is de keten gesloten.
De discator troont nu onbevreesd, niemand zal zijn hand tegen hem durven opheffen.
De profeet doet dag aan dag door de radio de lof van het rijk des mensen schallen.
De handel en de industrie en de landbouw liggen aan banden.
De pers en de universiteit volgen gehoorzaam, de televisie is niets dan één machtige verheerlijking van
het nieuwe rijk, het rijk des mensen, dat eindelijk, na zóveel eeuwen van worsteling, een blijvende
vrede op aarde gevestigd heeft.
Nu is het niet meer nodig machtige legers op de been te houden, nu behoeft de industrie niet meer met
koortsachtige haast tanks en raketjagers te fabriceren, nu kan het atoomgeheim worden aangewend
voor vreedzame doeleinden en behoeft niemand meer angst te hebben.
Dit is, waar de mensheid al de eeuwen door naar gedorst heeft, dit is vrede in de volstrekte zin des
woords.
Is het vrede?
Ja… als men onder vrede verstaat, dat alle mensen precies hetzelfde zeggen en denken.
Ja… als men eronder begrijpt dat ieder mens, die een ander geluid zou uitbrengen, in een minimum
van tijd zou worden weggestopt, ergens in verre uraniummijnen of op onherbergzame eilanden.
Ja… als men bedoelt dat datgene, wat de mens ondanks alle bedreigingen altijd nog gevoeld en
beleden heeft, namelijk dat hij een 'ik' is, een iemand, die persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn
levensgedrag, er nu geheel en al uitgeperst is.
De mens kent geen persoonlijke aansprakelijkheid meer, hij is alleen nog maar een klein rad in de
machtige machine van het rijk.
Hij zegt geen eigen woord meer, want hij is verdronken in de gezamenlijkheid van het rijk.
Als het rijk hem dag aan dag suggereert, dat er in deze wereld niets anders bestaat dan de macht des
mensen en dat boven alle mensen uit troont de ondoorgrondelijke, verheven, aanbiddelijke gestalte
van de Führer of president of keizer, of hoe men hem ook noemen moge, dat volgt hij gedwee wat hem
als de hoogste waarheid wordt voorgehouden.
Er is langzamerhand niemand meer die zich de weelde veroorlooft om zelf ook nog een opinie te
koesteren.
Het rijk weet alles, de radio stuwt onvermoeid, uur in uur uit, zijn geloofsbelijdenis de wereld in.
Het schreeuwt je tegemoet op de straten, het davert door je huiskamer, de kinderen groeien erbij op, ze
worden op de kleuterschool er al door overweldigd.
Het gezin is niets meer, vader en moeder betekenen niets meer, persoonlijke idealen, verwachtingen,
schuldbesef, ze zijn alle overbodig of gevaarlijk.
Het moet alles worden weggevaagd, want vast en onwrikbaar moet in elk mensenhart gevestigd zijn de
zekerheid, dat alleen het rijk groot is, dat alleen de president wijs en machtig is, en dat alleen de
propaganda-minister, de profeet van alle profeten, weet wat waar en nuttig is.
Het wordt een heerlijke tijd voor de gedachtelozen, voor hen die tegen de moeite van het denken
opzien, die zich maar liever laten voorpraten en leiden.
Die beleven gulden dagen, want het rijk kent alleen mensen die zich als pionnen verzetten laten, daar
waar de sterke hand van de heerser hen plaatsen wil.

Dit waren gedachten van bekende theologen over Openbaring 13 tot en met vers 17.
Volgende keer gaan we op dit punt verder.
Wie doen er straks
mee ...
aan dit totalitaire, monsterlijke rijk?